Bumperkleven, geen richting aangeven, voorrang opeisen: de Kampioen pakt de grootste verkeersergernissen bij de horens en laat zien hoe het wél moet. In deze aflevering: invoegen. Lees de 6 grootste misverstanden& hoe het wel moet!

Misverstand 1: ‘Ik heb voorrang!’

Nee! Invoegen is een bijzondere verrichting. Dat betekent  dat je voorrang moet verlenen aan bestuurders op de doorgaande rijbaan. Toch vinden we het heel normaal dat auto’s even inhouden of een strook opschuiven om ruimte te maken voor de invoeger. Dit is een gunst, geen plicht! Is de invoegstrook ook een uitvoegstrook (een ‘weefvak’), dan moet de invoegende auto (1) de uitrijdende auto (2) voor laten gaan.

 

 

Misverstand 2: ‘De rest past zich maar aan’

Omgekeerde wereld. De invoegstrook is juist bedoeld om je snelheid aan te kunnen passen aan het verkeer op de doorgaande rijbaan. Gas geven dus, en niet aarzelen. Een normale invoegstrook is 200 meter lang, benut die lengte om op snelheid te komen. Rijdt het verkeer stapvoets, dan pas je natuurlijk je invoegsnelheid daarop aan.

 

 

 

Misverstand 3: ‘Zo sla ik mooi de file over’

Met je voet op het gas de file voorbij scheuren en aan het einde van de invoegstrook resoluut je stuur naar links gooien. Wedden dat niemand je ertussen laat? Toch is het voor de doorstroming wel het best om de hele invoegstrook te gebruiken, ook in de file. De sympathieke aanpak? Kom met aangepaste snelheid aanrijden, probeer in te schatten waar je ertussen kunt en rijd hier met een minimaal(!) snelheidsverschil naartoe. Oh, en lach even naar de bestuurder die jou de ruimte geeft.

Misverstand 4: ‘Ze snappen toch dat ik wil invoegen?!’

Jij weet dat je wilt invoegen, maar het andere verkeer kan geen gedachtenlezen. Het is bovendien verplicht de richtingaanwijzer te gebruiken. Maar voordat je dat doet, bepaal je eerst waar je wilt invoegen. Kijk in de binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en links opzij – niet achterom! Wees bedacht op haastige bestuurders die achter je al met invoegen zijn begonnen (dode hoek). Is de weg vrij, geef dan richting aan en ga in een vloeiende beweging de weg op.

Misverstand 5: ‘Ach, we hebben de vluchtstrook nog’

Is de invoegstrook ‘op’, dan gaat deze op de snelweg meestal over in een vluchtstrook. De naam zegt het al: deze strook mag je alleen in noodgevallen gebruiken en niet als handig verlengstuk van de invoegstrook. Lukt het (bijvoorbeeld door verkeersdrukte) écht niet om tijdig in te voegen, ga dan niet stilstaan aan het einde van de invoegstrook! Rijd door over de vluchtstrook tot invoegen wel mogelijk is en wees alert op stilstaande (pech)voertuigen.

Misverstand 6: ‘Rechts inhalen mag niet’

Ja en nee. Op de snelweg mag je normaal gesproken niet rechts passeren, maar bij invoegen mag je wel rechts van de blokmarkering inhalen, bijvoorbeeld als je voor een vrachtauto wil invoegen die zachter rijdt dan de toegestane snelheid. Laat genoeg ruimte voor de vrachtauto zodat ‘ie niet in de ankers hoeft. Door een ruime marge te nemen voorkom je bovendien dat het verkeer op de rijstrook naast de vrachtauto (dat na een inhaalmanoeuvre weer naar de rechterrijstrook gaat) je over het hoofd ziet.

Bron: ANWB Kampioen januari 2016