Bumperkleven, geen richting aangeven, voorrang opeisen. We ergeren ons soms flink in het verkeer. Ook invoegen zorgt regelmatig voor onduidelijkheid en dus voor irritatie. Hoe hoort het eigenlijk? We leggen het uit.

1. Voorrang verlenen

Invoegen is een bijzondere verrichting. Dit betekent dat je voorrang moet verlenen aan bestuurders op de doorgaande rijbaan. Toch vinden we het heel normaal dat auto’s even inhouden of een strook opschuiven om ruimte te maken voor de invoeger. Dit is een gunst, geen plicht. Is de invoegstrook ook een uitvoegstrook (een ‘weefvak’), dan moeten invoegende en uitvoegende auto’s weggebruikers die op dezelfde rijbaan blijven voor laten gaan. Blijft iemand dus op het weefvak rijden en wisselt hij niet van rijstrook? Dan heeft hij voorrang op iemand die wel van rijstrook wisselt en dus een bijzondere manoeuvre doet. Wisselen beiden van rijstrook, dan biedt de wet geen uitsluitsel wie voorrang heeft.

2. Snelheid maken

De invoegstrook is bedoeld om je snelheid aan te kunnen passen aan het verkeer op de doorgaande rijbaan. Een normale invoegstrook is 200 meter lang, benut die lengte om op snelheid te komen. Rijdt het verkeer stapvoets, dan pas je natuurlijk je invoegsnelheid daarop aan.

3. Geven en nemen

Met je voet op het gas de file voorbij scheuren en aan het einde van de invoegstrook resoluut je stuur naar links gooien. Wedden dat niemand je ertussen laat? Toch is het voor de doorstroming wel het best om de hele invoegstrook te gebruiken, ook in de file. De sympathieke aanpak? Kom met aangepaste snelheid aanrijden, probeer in te schatten waar je ertussen kunt en rijd hier met een minimaal snelheidsverschil naartoe. Oh, en lach even naar de bestuurder die jou de ruimte geeft. Sommige mensen voegen uit, om aan het einde van de invoegstrook weer in te voegen. Vaak doen ze dat om de file op de rijbaan een stukje te omzeilen. Dit is verboden. Om dit gedrag te vookomen mag je, als je bent uitgevoegd en ter hoogte bent van de aangebrachte pijlen die de richting aangeven, niet meer terug de rijbaan op.

4. Richting aangeven

Jij weet dat je wilt invoegen, alleen kan het andere verkeer geen gedachten lezen. Het is bovendien verplicht de richtingaanwijzer te gebruiken. Voordat je dat doet, bepaal je eerst waar je wil invoegen. Kijk in de binnenspiegel, linkerbuitenspiegel en links opzij – niet achterom! Wees bedacht op haastige bestuurders die achter je al met invoegen zijn begonnen (dode hoek). Is de weg vrij, geef dan richting aan en ga in een vloeiende beweging de weg op.

5. Vermijd de vluchtstrook

Is de invoegstrook ‘op’, dan gaat deze op de snelweg meestal over in een vluchtstrook. De naam zegt het al: deze strook mag je alleen in noodgevallen gebruiken en niet als handig verlengstuk van de invoegstrook. Wees erop bedacht dat er soms helemaal géén vluchtstrook is die als ‘nooduitgang’ zou kunnen dienen.

6. Rechts inhalen

Bij het invoegen mag je rechts van de blokmarkering inhalen, bijvoorbeeld als je voor een vrachtauto wil invoegen die zachter rijdt dan de toegestane snelheid. Laat genoeg ruimte voor de vrachtauto zodat-ie niet in de ankers hoeft. Door een ruime marge te nemen, voorkom je bovendien dat het verkeer op de rijstrook naast de vrachtauto (dat na een inhaalmanoeuvre weer naar de rechter rijstrook gaat) je over het hoofd ziet.

Bron:

https://www.anwb.nl/verkeer/veiligheid/verkeersregels/invoegen?utm_term=verkeersveiligheid_2023